De tour van 1974 van CSNY is op zijn minst een pittige voetnoot in de geschiedenis van de Rock&Roll. Onderstaand fragment is een vrije vertaling uit Wild Tales, de autobiografie van Graham Nash. Hij beschrijft uit de eerste hand de CSNY tour tijdens de zomer van 1974.
Het initiatief voor de tour kwam van promotor Bill Graham. Hij had het idee afgetoetst bij een aantal collega promotoren, voelde het potentieel en kon Eliot Roberts, onze manager, overtuigen om te mikken op echt grote locaties. Het werd een tour met 35 optredens, telkens op plaatsen met minstens twintig duizend zitjes, meestal ergens tussen de vijftig- en tachtigduizend, en één keer, op de Ontario Motor Speedway in California, voor tweehonderdduizend man. Het was de eerste tournée ooit van dat kaliber. The Beatles hadden Shea stadium gedaan in 1965 (45.000 man) en The Stones hadden een paar keer opgetreden voor heel grote massa’s maar de CSNY tour van 1974 was de eerste keer dat een rock band twee en een half maand lang, elke avond opnieuw zoveel mensen samen kreeg.

De sfeer in CSNY zat midden ’74 na de mislukte opnames in Hawaï nochtans niet goed. Maar – so what? – we wisten dat er veel geld verdiend kon worden. We’d make it work. De financiële incentive was er overduidelijk. We waren een tijdje niet op tournée geweest en hadden ondertussen allemaal een dure levensstijl. Eigenlijk zijn we toen gezwicht voor het geld. CSNY speelde normaal het liefst en het best voor een intiem publiek in kleine zaaltjes, wanneer we de jeugd recht in de ogen konden kijken en hun fysieke aanwezigheid mee de muziek bepaalde. Zo’n vibe was onmogelijk in een stadion van vijftigduizend plaatsen. We deden het in 1974 niet meer voor de muziek maar voor het geld…
Alles aan de tournée zou first-class worden. We reisden in privé vliegtuigen, helicopters en limousines met politie escortes. In elk hotelkamer lagen er speciale CSNY gezeefdrukte kussenslopen met, handgeborduurd onze naam onder Joni’s So Far tekening.

We aten de ganse tour uit borden in teak waarin datzelfde logo gebrand stond. We verbleven in gigantische suites in de beste hotels, met elke avond opnieuw de beste catering: sushi, champagne, kreeft, caviaar, alles… eindeloos. Er was iemand verantwoordelijk om elke avond in onze kamers voor elk van ons 1 gram coke klaar te leggen. Ik belde op een bepaald moment mijn vriend Mac met de volgende vraag: “Wat gebeurt er indien je een gram coke in één keer hebt ingeslikt, want ik denk dat ik de coke capsule heb ingeslikt samen met mijn vitaminen?” Hij zei: “Maak je geen zorgen, ga in de zetel zitten en kijk wat TV. Alles komt goed.”
Het was een en al decadentie. De muziek was bijzaak geworden. Elke avond voor het optreden hadden we ons ritueel: één voor één een lijntje coke en dan alle vier tesamen het podium op.
Soms waren we goed maar heel vaak klonken we slecht. En er waren avonden waarop we verschrikkelijk klonken: niet alleen vals maar ook nog onverschillig.
Niemand van ons viertal was echt in vorm. Er was gewoonweg teveel cocaïne. Hoe kan je in vorm zijn als je elke dag doorfeest tot een gat in de nacht en je elke dag weed en coke gebruikt? We waren constant stoned en vonden dat de normaalste zaak van de wereld. We waren ontspoorde rocksterren.

Om zo’n groot publiek te bereiken stond de versterking ongelooflijk luid waardoor het moeilijk was om toon te houden. (Ik ben zeker dat we tijdens die tour allemaal gehoorschade hebben opgelopen.) De monitoring op het podium was slecht. En ‘Guinevere’ zingen voor tienduizenden mensen is al niet makkelijk. Maar we waren als muzikanten gelukkig ervaren genoeg om te presteren op automatische piloot en dat heeft ervoor gezorgd dat het publiek ons goedgezind bleef.
Op het podium stond Neil links en Stephen rechts, en Croz en ik in het midden. Naast het podium botsten onze vier ego’s zoals atomen in een kernfusiereactor maar zodra de lichten aangingen en Stephen de rif van “Love the One You’re With” inzette, verdween alle rivaliteit. Ik was vaak razend op Neil, die zich steeds meer afzonderde, of op Stephen, die vaak zo stoned was dat we hem bijna niet op het podium kregen maar het moment dat de muziek startte en de lichten aanfloepten, was alles terug ok.

Ondanks alle waanzin waren de shows soms ongelooflijk: vier tot vijf uur lange optredens die we pas een stuk na middernacht afrondden. Joni was een vaste waarde. Niet als opener – daar was ze veel te groot voor geworden. Ze nam over middenin de set. Alternerend waren er gastoptredens van Jesse Colin Young, the Beach Boys en nu en dan the Band. Elke avond was anders. Je wist nooit op voorhand wie die avond zou schitteren. Met CSNY brachten we zowel solo- als groepswerk. Elk van ons wilde uiteraard zijn eigen songs brengen. Neil ging met “Pushed It Over the End” als een pletwals over het publiek. Hij vertelde terwijl hij zong, en hij klonk kwaad, geëmotioneerd en heel krachtig. David bracht “The Lee Shore” en een nieuwe song “Time After Time” waarop Stephen kwam meezingen met zijn pasgeboren zoon Christopher op de arm, daarna bracht hij de acoustische killer “Word Games”. Ikzelf bracht “Prison Song”, en soms “Chicago” of “Our House”. We speelden elke avond de set die ons op dat moment het meest beviel. Op een bepaald moment speelde ik zelfs een song die ik nog maar net voor het optreden voor mijn nieuwe vriendin Cali geschreven had. De band kreeg, op het podium zelf, de akkoorden aangeleerd.
Als groep hadden we een heel sterke uitstraling. Op het podium waren we de Vier Musketiers maar elk individu had een eigen, heel uitgesproken persoonlijkheid. Ik ben de man die steeds het overzicht tracht te bewaren, ik hou alle radertjes in de gaten en probeert de onderdelen samen te houden. Neil had geen toezicht nodig, hij kon voor zichzelf zorgen. Hij wist hoe het moest. Maar Neil volgt altijd zijn muze. Hij kon, tijdens een optreden, soms zomaar weglopen van het podium omdat hij vond dat de sound niet goed zat. En dan bleven wij met drie over. Dat lukte maar je voelde dat er iets ontbrak.
Crosby stond tijdens de tour redelijk stevig in zijn schoenen, naar hem moest ik niet veel omkijken. Stephen was het grootste probleem. Neil was de extra brandstof die de CSN locomotief sneller en met extra stoom deed rijden, maar Stephen was het fundament van de band. Als hij niet functioneerde dan was er geen band meer, geen vibe, geen muziek. Het geheim van de onze sound zit in het subtiele gitaarspel van Stills. Wanneer Stephen te overmoedig of te stoned was dan begon hij te overdrijven en kreeg hij die geniale, Stillsiaanse subtiliteit niet in zijn spel en verdween onze sound. Je moest Stephen op het podium ondersteunen zodat zijn beste spel naarboven kwam. Ik deed dat door tijdens het spelen tot bij Stephen te wandelen om hem, glimlachend, aan te moedigen. Dat was belangrijk, zelfs als hij fouten maakte. Het was voor zijn gitaarspel en zelfvertrouwen belangrijk dat fouten weggelachen werden en dat iemand zei: “Fuck it Steph! Who Cares? Next song. Carry on!”
Backstage kon je echter al de eerste barsten in de facade zien. Neil speelde zijn ‘loner’ rolletje, hij zat in de band maar maakte er geen deel van uit. Hij hield zoveel mogelijk afstand, kwam niet naar de soundchecks en was onvindbaar tot 5 minuten voor showtime. Na de show bleef hij niet rondhangen, zelfs niet voor de meest maffe afterparties. Voor, tijdens en na de optredens droeg hij consequent een bril met spiegelglazen. Normaal gezien reisden we samen maar Neil reisde met zijn vrouw Carrie en zoon Zeke in een eigen mobilhome. Die camper was, als een soort symbool voor zijn onafhankelijkheid, uitgerust met alle comfort maar was absoluut verboden gebied voor de rest van de crew.
Crosby was naast de muziek vooral sexueel actief. Hij had twee mooie jong vrouwen mee op de tour: Nancy brown, een oogverblindend meisje uit Freat Falls, Montana en Goldie Locks, uit Mill Valley, niet zo mooi als Nancy maar, laat ons zeggen, veel avontuurlijker aangelegd. Die twee dames ‘zorgden’ de hele tour voor Crosby. David had een onstilbare sex drive. Als je bij hem aanklopte was het volgende scenario bijna routine: “Aw, fuck, he’s getting blown again. Oh, dear, let’s give him a minute.”
Het was een wilde, orgastische en hedonistische tijd vol met krankzinnige situaties en nu en dan prachtige muziek.
Neil Youngs songwriting haalde tijdens de tournee een ongekend niveau: “Don’t Be Denied”, “On the Beach”, “Hawaiian Sunrise”, allemaal briljante nummers die hij, samen met ons, voor het eerst speelde op het CSNY podium. We deden extra ons best om die nummers zo goed mogelijk te laten klinken.
Stephen had van zijn kant momenten waarop zijn gitaarspel iedereen oversteeg. Niemand was op die momenten beter dan Stills: Clapton niet, Bloomfield niet en Beck of Santana niet.

En vooral, als we samen zongen dan zongen we vanuit ons hart. Dat was CSNY. De vier stemmen die zo mooi in elkaar overvloeiden. Die geweldige momenten blijf ik koesteren.
Op sommige avonden vierden we onze triomftocht na de show. We hadden heerlijk uitbundige feesten met weirde gasten die tijdens exclusieve diners alle mogelijke combinaties drugs probeerden… op onze kosten natuurlijk.
Andere avonden was de sfeer donker en agressief. De spanningen tussen ons vier werden steeds groter. Het constante gekibbel was slopend. De ups and dows, de hoogtes en laagtes putten ons emotioneel uit. Die sfeer woog op Crosby en hij begon het hele circus ‘the Doom Tour’ te noemen.
Er waren nog andere gebeurtenissen die bijdroegen tot die reputatie. In Houston, Texas, tijdens een zeldzame vrije dag, zat ik te babbelen op de balkon van ons hotel met Russ Kunkel, onze drummer. We gingen de woonkamer van mijn suite binnen om daar het avondnieuws mee te pikken. Walter Cronkite sprak: “Singer Mama Cass dies in London” Holy shit! We waren Cass kwijt. Dat had ik niet zien aankomen. Ook Russ, die getrouwd was met Leah, de zus van Cass, was stomverbaasd. We waren alletwee in shock. Ons hart brak. Woorden schieten te kort om onze ontreddering te beschrijven. Ze betekende zoveel voor mij. Ik hield van haar op een manier die ik nooit helemaal begrepen heb. Het was onwezenlijk dat ze er niet meer was.
Haar carrière zat net opnieuw in de lift. Ze had een grote hit met “Dream a Little Dream of Me” en zat middenin een reeks uitverkochte shows in het London Palladium. Iedereen was enthousiast. Ze was eindelijk de cabaret artieste die ze altijd al had willen zijn. She made it, at last. Maar na één show, ging ze naar Keith Moons appartement en stierf. Volgens de kranten was ze gestikt in een sandwich. Maar dat was ook de versie die we te horen kregen van Jimi Hendrix. Er was dus zeker drugs in het spel. Ik wist dat ze nog heroïne had genomen met Crosby. Maar ik had gehoord dat ze nu terug ok was. Ik wou dat ik ze kon terugbrengen. Mijn muze.

En er was natuurlijk de politiek realiteit van het Watergate schandaal dat zich tijdens de tour als een thriller ontrolde. CSNY was zonder twijfel een politieke band. We brachten onze opinies live en ongecensureerd op het podium. We waren flamethrowers in the best democratic sense. We wilden dat onze songs de jonge gasten deden nadenken en door de jaren heen hadden ze al een hele waslijst om over na te denken: “For What It’s Worth”, “Long Time Gone”, “Chicago”, “Military Madness”, “Immigration Man”, “Ohio” en “Teach Your Children”. Alle vier volgden we de Watergate hearings als was het een soap opera. We waren diep verontwaardigd dat de Amerikaanse overheid de grondwet overtreden had en het Amerikaanse volk belogen. Iedereen wist dat Nixon er iets mee te maken had. De beruchte eighteen-minute gap in de Oval Office tapes? Dat klopte niet. Dat waren leugens. Dat voelde je zo. Ik schreef er “Grave Concern” over waarin de guitar break werd overdubd met geluidsfragmenten van Haldeman, Ehrlichman en Nixon die zegden: “I don’t recall”, “I don’t remember”, “I wasn’t even there”, “I’m not a crook”

Op 8 augustus speelden we in de Roosevelt Raceway in New York voor vijftig- of zestigduizend man. Er waren geruchten dat Nixon zou aftreden. We hadden een televisie backstage zodat we de laatste berichten konden volgen. We stonden alle vier tijdens de pauze rond dat toestel toen we hoorden dat Nixon effectief afgetreden was. I ging terug naar het podium en kondigde het nieuws aan voor ons publiek: “Guess what, folks? He’s gone!” We moesten niet eens zeggen wie. Iedereen wist waarover het ging. Het publiek begon te juichen. Tin soldiers and NIxon coming / We’re finally on our own. Dat zou nu niet meer gebeuren. Eindelijk gerechtigheid. Tijd voor een feestje! Dat was de essentie van CSNY. We lieten de dingen niet zomaar gebeuren. We hadden echt iets te zeggen.

Al die moodswings maakten je opgefokt en duizelig. Ik probeerde, ondanks alles, zo relax en helder mogelijk te blijven. Spelletjes Ping-pong bleken de ideale bliksemafleider. Samen met Mac Holbert, onze tourmanager speelden we heroïsche ping-pong wedstrijden. Op een keer, na een stevige lijn coke, speelden we 5 uur aan één stuk. Net zolang tot alle drugs uit ons bloed verdwenen waren. Elke middag voor het optreden daagde promotor Bill Graham me uit voor een spelletje. We waren alle twee bijzonder competitief. Elk spelletje met Graham was een gevecht op leven en dood. Ik had veel respect voor Bill. Hij was een markant en indrukwekkend figuur. Ik kende zijn persoonlijk verhaal: hoe zijn familie omgekomen was in de concentratiekampen en hoe hij de halve wereld was rondgetrokken op vlucht voor de Duitsers. Hij had de muziek scene in San Francisco eigenhandig uit de grond gestampt en groot gemaakt. Hij straalde een bijzonder soort integriteit uit maar was niet te vertrouwen als het over zaken ging. Hij bekeek ’s ochtends een venue en zei: “Hier zullen vanavond veertigduizend mensen zijn”, terwijl de capaciteit van het stadium zestig duizend was en we zeer goed wisten dat alles uitverkocht was. Dat soort zakelijk geritsel was een constante tijdens de Doom Tour. Ik vraag me nog steeds af wie ging lopen met die twintigduizend extra tickets.

Op het einde van de tour werden de inkomsten afgeklopt op 12.000.000$. David, Stephen, Neil en ik kregen elk 300.000 $, slechts 10% van de totale omzet.
De resterende 10,8 miljoen was spoorloos. Waar was dat geld naartoe?
Veel teveel mensen incasseerden commissies of kregen aparte lucratieve side deals terwijl wij opdraaiden voor de kosten van alle uitspattingen. We waren te veel met onszelf bezig om dat in de gaten te hebben. De ontnuchtering achteraf was des te groter…
Vier topmuzikanten, elk op het toppunt van hun kunnen, die elke avond in uitverkochte arena’s in alle uithoeken van het land spelen voor elke keer opnieuw enthousiaste fans. Het had het hoogtepunt van onze carrière kunnen zijn. Het draaide helaas anders uit. We vielen ten prooi aan de rock ’n roll bullshit. We fucked it up big time. Crosby was right. The Doom Tour, indeed…